Terwijl Nederland op het punt staat een besluit te nemen over een nieuwe missie naar Afghanistan, hield de Werkgroep Midden Oosten op 18 november met twee deskundigen een debatavond over de Amerikaanse geopolitiek. Wat bleek is dat de kennis van politici hierover vaak gering is. In de praktijk laten zij zich daardoor soms gemakkelijk voor het Amerikaanse karretje spannen.

Twee dagen voor de oorlog tegen Irak, op 18 maart 2003, debatteerde de Tweede Kamer over de politieke steun van de regering voor de Amerikaanse invasie. Er waren al enkele debatten geweest over Irak (en er zouden er nog vele volgen), maar dit was verreweg de belangrijkste. Kort na middernacht, wanneer de discussie eindelijk werd afgerond, waren ruim vijftig duizend woorden over de kwestie uitgewisseld. Er werd voornamelijk gesproken over de juridische legitimering van de oorlog en massavernietigingswapens.

Slechts één spreker, Jan Marijnissen van de SP, stond in drie zinnen kort stil bij de mogelijkheid dat de oorlog om olie en geopolitieke belangen gevoerd zal worden. Dat is omgerekend 0.1 procent van het debat. Dat is vreemd, want er is weinig twijfel mogelijk dat wanneer Irak hoofdzakelijk exporteur van sinaasappels was geweest, er nooit een oorlog was uitgebroken.

Het Irak-debat is allerminst een uitzondering. Voor de huidige discussies over een mogelijke oorlog tegen Iran en een nieuwe missie naar Afghanistan geldt evenzeer dat geopolitieke belangen grotendeels buiten beeld blijven. De debatten gaan over kernwapens, mensenrechten en terrorisme, maar aan de grote olie- en gasvoorraden in Iran wordt niet gerefereerd. Ook blijft de strategische ligging van Afghanistan buiten beschouwing, evenals de Amerikaanse plannen voor een pijpleiding door het land om de fossiele brandstoffen uit Centraal-Azië te ontsluiten. Terrorisme is weliswaar de aanleiding voor de oorlog in Afghanistan, maar toegang tot ‘het zwarte goud’ is de hoofdprijs.

Dat het politieke debat in Nederland vrijwel volledig voorbij gaat aan de Amerikaanse geopolitieke belangen was voor de Werkgroep Midden Oosten van GroenLinks aanleiding om een bijeenkomst te organiseren. We vroegen ons af: hoe bepalend zijn de geopolitieke belangen voor de Amerikaanse buitenlandse politiek? En, de meest prangende vraag, waarom wordt hier vrijwel niet over gediscussieerd, ook niet door GroenLinks?

Voor een antwoord op deze vragen kwamen op 18 november twee sprekers, Henk Overbeek (hoogleraar internationale betrekkingen aan de Vrije Universiteit te Amsterdam) en Karel Koster (medewerker van het wetenschappelijk bureau van de SP), naar het partijbureau van GroenLinks. Graag hadden we ook buitenlandwoordvoerder van GroenLinks, Mariko Peters, aan zien schuiven. Ze had ook toegezegd, maar moest helaas alsnog verstek laten gaan. Andere GroenLinksers konden evenmin komen of achtten zich niet deskundig genoeg over het onderwerp. De werkgroep ervoer dit als een bevestiging van een vermoeden: is er eigenlijk wel voldoende kennis over de materie binnen de partij?

Ondanks Peters’ afwezigheid werd het een boeiende avond. Overbeek besteedde in zijn bijdrage met name aandacht aan de rode draad door de Amerikaanse buitenlandse politiek. Sinds de Tweede Wereldoorlog, betoogde de hoogleraar, is het ‘open deur imperialisme’ het belangrijkste uitgangspunt. De Verenigde Staten wil dat geen enkel land de Amerikaanse bedrijven buiten de deur houdt. Gebeurt dit wel, dan volgen staatsgrepen of militaire interventies.

Een andere opmerking van Overbeek oogstte nogal wat commotie. Uit een studie blijkt dat in 1998, toen het parlement discussieerde over een mogelijke militaire actie van de NAVO tegen Servië, slechts één politicus de resoluties had bestudeerd op basis waarvan het debat in de Tweede Kamer gevoerd werd. De twee uur daarvoor naar de Kamer gestuurde brief beweerde ten onrechte dat er een juridische legitimering was voor ingrijpen. Desondanks werd met een overweldigende meerderheid ingestemd met een eventueel militair ingrijpen. Waren de politici hier naïef?

Koster, die het op veel punten met Overbeek eens was, sprak onder andere over de mediaomgang met het onderwerp. Hij constateerde dat politici vrijwel niet buiten de bandbreedte komen die journalisten in hun berichtgeving bepalen. Ofwel, als journalisten niet schrijven over pijpleidingen en olievoorraden als belangrijke doelen van de ‘oorlog tegen het terrorisme’, dan is het voor politici haast niet mogelijk om dat wel te doen. Er ligt hier dus ook een duidelijke taak voor journalisten om een bredere focus te hanteren.

Over Afghanistan was Koster duidelijk. De gedachte dat we de Afghanen ‘niet in de steek mogen laten’ komt voort uit de westerse positie van kolonisator en alle bemoeienissen met Afghanistan hebben slechts desastreuze gevolgen voor de bevolking. Hij ziet dan ook geen heil in een nieuwe missie naar het land. Volgens Koster kunnen enkel hulporganisaties iets voor Afghanistan betekenen.

Aan het einde van de avond leek met name een conclusie onontkoombaar: als politici meer kennis zouden hebben van deze geopolitieke context, zouden Amerikaanse verzoeken tot steun aan buitenlandse interventies zeer waarschijnlijk vaker worden afgewezen.

Jip van Dort

Lees ook dit uitgebreide verslag van de bijeenkomst