In Marokko is de Riffijnse bevolking, een minderheid in het noord-oosten van land een jaar geleden in opstand gekomen tegen de centrale regering. De Marokkaanse schrijver Abdellatif Laâbi roept in onderstaande verklaring op om te protesteren tegen de repressie van deze ‘Hirak’-beweging en de vrijlating van alle gevangen genomen demonstranten te eisen. Je kunt deze oproep onderschrijven via het mailadres ayadahram@free.nl met vermelding van naam, functie en land. De oorspronkelijke Franse tekst van de verklaring is in het Nederlands vertaald door Sietske de Boer.

Oproep

De protestbeweging in de Rif, ‘Hirak’, bestaat nu een jaar, en geniet bredere steun uit diverse maatschappelijke geledingen dan de Arabische Lente van 2011.

De ‘Hirak’-beweging is ontstaan in de Rif, waar in het begin van de vorige eeuw geschiedenis werd geschreven door de gezamenlijke stammen die het onder aanvoering van Abdelkrim el-Khattabi opnamen tegen het Spaanse bezettingsleger.  Dat leger werd verslagen en de regio was in 1921 grotendeels bevrijd. Enkele jaren later pas werd door de inzet van honderdduizenden Franse soldaten, onder commando van maarschalk Pétain, die hulp boden aan het Spaanse leger, en dankzij massale gifgasbombardementen op het gebied, een eind gemaakt aan deze revolte, die in brede zin de strijd van de volkeren tegen de koloniale overheersing inluidde.

Later, kort na de onafhankelijkheid, werd de Riffijnse bevolking, vanouds als opstandig gezien, slachtoffer van een bloedige repressie door het regime, onder aanvoering van generaal Oufkir en de toenmalige kroonprins, later koning Hassan II. Per koninklijk decreet (dat overigens nooit is ingetrokken) werd de Rif tot ‘militaire zone’ bestempeld.

Een andere belangrijke factor is het belang dat de Riffijnen hechten aan hun Amazigh- taal en cultuur, beide decennialang gemarginaliseerd, lees:  ‘ontkend’, door het centrale gezag en een groot deel van de politieke klasse. Als gevolg hiervan leeft er een diepgevoeld sentiment van onrechtvaardigheid in het bewustzijn van de Riffijnen, maar evenzeer een gevoel van trots.

Deze sentimenten, samen met de frustraties die het hele Marokkaanse volk kent, kwamen tot uitbarsting na het fatale incident op 28 oktober 2016 in Al Hoceima, het hart van de streek, met de tragische dood van Mohsen el-Fikri, de visverkoper die zijn partij zwaardvis wilde redden en die verpletterd werd in een vuilniswagen. De woede en verontwaardiging hierover leidde tot een golf van protesten in de hele regio en in talloze andere steden van het koninkrijk.

In tegenstelling tot het antwoord op de Arabische Lente van 2011, toen de machthebbers een nieuwe grondwet voorstelden en enkele eisen inwilligden, bestaat het antwoord van nu op de ‘Hirak’-beweging uitsluitend uit veiligheidsmaatregelen en uit grof geweld. Maar dat heeft de ‘Hirak’-beweging niet gebroken, integendeel, alleen maar versterkt, met behoud van haar geweldloosheid. Dit leidt tot reflectie en tot een breed maatschappelijk debat, en uiteindelijk tot een reeks eisen waaruit politieke rijpheid spreekt, en een scherp bewustzijn van de problematiek waarmee de regio al decennialang te kampen heeft. De voorstellen die gedaan worden behelzen een geloofwaardig en realistisch sociaal, economisch, cultureel en milieubewust project.

Gedestabiliseerd door een beweging die zich van nieuwe strategieën bedient, overduidelijk niet langer in staat op de gebruikelijke manier te reageren, blijken de machthebbers nu ingehaald te zijn door de oude demonen, die onder het vorige regime het Marokkaanse volk geslachtofferd hebben. De repressie richt zich op de demonstranten in de Rif, op de activisten van de mensenrechtenorganisaties, op de journalisten die geprobeerd hebben de feiten te vertellen, en bedient zich van methodes uit het verleden: systematisch gebruik van geweld tegen de demonstranten, willekeurige arrestaties, ontvoeringen, martelingen, bedreigingen met geweld, veroordelingen tot zware gevangenisstraffen, ook voor minderjarigen, schending van het recht op verdediging, gevangenhouding van verdachten en veroordeelden in gevangenissen ver weg van hun woonplaats et cetera.

Toch is er sprake van een zekere innovatie in dit digitale tijdperk: de orkestratie, via de officiële en traditionele media, van propaganda die erop gericht is de repressie te legitimeren, waarbij heel verraderlijk de etnische kaart wordt gespeeld, en die van het separatisme, om zodoende de reputatie van de boegbeelden van de ‘Hirak’-beweging te besmeuren, en van sommige journalisten.

De ‘Hirak’-beweging bestaat nu een jaar, en is sterker dan ooit. De repressie is eveneens heviger dan ooit. Welke conclusie moeten we hieruit trekken? In elk geval dat de strijd voor de democratie in Marokko meer dan ooit aan de orde is. Daarvan is de beweging in de Rif een uiting, en het is duidelijk dat de strijd breder en meer gericht is geworden. Daar tegenover moeten we vaststellen dat de kleine stapjes die na veel strijd gezet zijn op de weg naar vrijheid en meer rechten, na het uiterst zwarte tijdperk dat Marokko gekend heeft na de onafhankelijkheid, nu weer teloor dreigen te gaan door een regime dat zich graag laat voorstaan op haar respect voor de mensenrechten.

Wij, degenen die deze oproep ondertekenen, vinden dat het moment is gekomen om alle democraten te mobiliseren die Marokko na aan het hart hebben liggen, om de repressie die de demonstranten uit de Rif te verduren hebben, met kracht af te wijzen. Om de voorbeeldige strijd van de ‘Hirak’-beweging te steunen, en om zoveel mogelijk de gerechtvaardigde eisen uit te dragen. Om de vrijlating te eisen van alle gevangenen van deze burgerbeweging die voor het Marokkaanse volk een nieuwe weg geopend heeft in haar strijd voor waardigheid, sociale rechtvaardigheid en democratie.

(vertaling: Sietske de Boer)