Op 8 september 2011 hield Kees Kalkman van VD AMOK een inleiding voor de Werkgroep Midden-Oosten. Kalkman is het niet eens met degenen die stellen dat de beweging in Libië iets anders was dan de bewegingen in Egypte en Tunesië. "Volgens mij is het eenzelfde beweging, deel uitmakend van de Arabische Lente, maar onder andere omstandigheden. De Arabische Lente zelf is een eerste hoofdstuk in een langdurig proces, een voortzetting van de Arabische nationale revoluties van na de Tweede Wereldoorlog, maar nu in een democratische fase, waar het vroeger ging om nationale onafhankelijkheid."

1. Wat is er de laatste acht maanden in Libië gebeurd?

Begin dit jaar kwam er een massale beweging tegen de regering op gang, die in het oosten van het land vrij snel overging in een gewapende opstand. Het ontstaan van die beweging had een duidelijk verband met het verjagen van de heersers in twee buurlanden, Egypte en Tunesië, en het was een protest tegen onrechtvaardigheid, corruptie en wetteloosheid. In Oost-Libië was de opstand succesvol, terwijl bewegingen in het westen werden neergeslagen. Vervolgens heeft zich daaruit een burgeroorlog ontwikkeld, waarbij rebellen streden tegen het regime. In die burgeroorlog hebben de NAVO en enkele Arabische landen (Qatar, de Verenigde Arabische Emiraten, Jordanië) met operatie Unified Protector militair geïntervenieerd aan de kant van de rebellen.

In de vroege zomer ontstond in de burgeroorlog een patsituatie, zonder dat er sprake was van een complete opdeling van het land. In West-Libië bleven de stad Misrata en de bergen ten zuiden van Tripoli in handen van de rebellen, die ook in het oosten het gebied rond Benghazi beheersten. In augustus kwam er een doorbraak, rebellen rukten van drie kanten op naar de hoofdstad Tripoli. De hoofdstad viel binnen niet al te lange tijd en nu lijken de rollen omgedraaid. De rebellen hebben de hoofdstad en de meeste andere steden in handen, het regime lijkt op de terugtocht, beheerst nog enkele steden en zal mogelijk overgaan tot guerrillastrijd tegen de nieuwe machthebbers die hun positie nog moeten consolideren.

2. Legitimatie van de militaire interventie

De interventie van de NAVO c.s. vindt plaats op basis van resoluties 1970 en 1973 van de Veiligheidsraad (VR). Met de eerste resolutie eiste de VR een onmiddellijk einde van het geweld en stelde een wapenembargo in. Met de tweede resolutie machtigde de VR de lidstaten “om met aanvallen bedreigde burgers en bevolkte gebieden in Libië, met inbegrip van Benghazi, te beschermen, met uitsluiting van een buitenlandse bezettingsmacht in welke vorm dan ook op enig deel van het Libische grondgebied.” Het wapenembargo werd gehandhaafd door een marine-blokkade in de Middellandse Zee. Daarnaast werd een no-flyzone afgekondigd, een gebied waar de Libische luchtmacht niet mocht vliegen.

Het daarop volgende NAVO-ingrijpen met marine en luchtmacht was dus volkenrechtelijk gedekt, net als de Golfoorlog van 1990/1991. Mijns inziens een noodzakelijke, maar geen voldoende grond om de operatie te steunen. Daarnaast valt het humanitaire karakter van de motivatie door de VR op, die je kunt zien in het kader van de Responsibility to Protect. Dit principe houdt in dat een staat verantwoordelijk is voor de bescherming van zijn bevolking en dat wanneer een land hiertoe niet in staat of bereid is, de internationale gemeenschap onder een aantal voorwaarden mag ingrijpen. Deze humanitaire motivatie is dan weer een overeenkomst met de oorlog in Kosovo, die overigens niet juridisch gedekt was.

Het is wel duidelijk dat de NAVO en zijn bondgenoten bij deze operatie ver buiten de beperkingen van het VN-mandaat zijn gegaan. Met een omvangrijke bombardementscampagne zijn ze feitelijk de luchtmacht van de rebellen geworden. Afzonderlijke NAVO-leden zoals Engeland en Frankrijk hebben ook special forces op het land ingezet, training en wapens aan de rebellen gegeven en ze geholpen bij het plannen van hun operaties.

3. De rol van de olie

Libië is een belangrijk olieland (althans voor Europa), dus het ligt voor de hand dat de olie bij de ontwikkeling van dit conflict een rol speelt. Voor het uitbreken van de oorlog waren alle grote westerse oliemaatschappijen al in Libië aanwezig met het Franse Total en de Italiaanse ENI voorop.

Voor de oorlog produceerde Libië rond 1,6 miljoen vaten per dag, waarvan 1,3 miljoen voor export. De belangrijkste afnemers waren Italië (20% van de behoefte), Frankrijk, Zwitserland, Ierland en Oostenrijk (allemaal meer dan 15%). Ter vergelijking: de VS dekte maximaal 1% van zijn behoefte met Libische olie. Momenteel ligt de productie op 60.000 vaten per dag, rond een vijfde van de eigen behoefte. De olie- en haveninstallaties zijn behoorlijk beschadigd en sommige energiespecialisten denken volgens de Wall Street Journal dat de olieproductie niet voor 2013 het oude niveau zal bereiken.

Je kunt niet zeggen dat het het Westen bij zijn interventie ging om het stelen van de olie, want die kregen ze al, nadat in de jaren negentig toenadering tussen Libië en de westerse landen tot stand was gekomen. Libië was wel een lastige leverancier en mogelijk dreigden nieuwe contracten te worden afgesloten met China en Rusland, maar dat lijkt me onvoldoende motief voor zo’n riskante onderneming. Bij de interventie heeft wellicht meegespeeld dat het Westen bang was na een bloedige onderdrukking van de opstand onder druk te komen om een olieboycot in te stellen en daarmee de Libische olie kwijt te zijn. Bij Irak heeft iets dergelijks ook meegespeeld, men wilde van de olieboycot af om weer bij de Iraakse olie te kunnen, maar wilde het regime niet laten zitten en oorlog was toen de enige oplossing.

Ik denk dat het Westen in het licht van de Arabische lente na enige aarzeling heeft geoordeeld dat het regime van Gaddafi geen betrouwbare partner meer was om de ongestoorde vloed van olie (en niet te vergeten het tegenhouden van Afrikaanse migranten naar Europa) te garanderen. Als het regime de opstand bloedig had neergeslagen was dat niet het eind van het verhaal geweest. Een Algerijns scenario met grote aantallen slachtoffers en koren op de molen van islamistisch gewapend verzet behoorde zeker tot de mogelijkheden. Mijn conclusie is dat het Westen – overigens met behulp van delen van het regime die zijn overgelopen – probeert om dit hoofdstuk van de Arabische lente in goede banen te leiden, maar vooral op een manier dat zijn belangen gediend blijven worden.

4. Gevolgen voor de NAVO

Nu men bij de NAVO vindt dat de operatie Unified Protector vrijwel met succes is bekroond nemen de propagandisten het roer natuurlijk over. Maar het is de vraag of deze oorlog voor de NAVO wel zo’n groot succes is. Slechts een beperkt aantal landen hebben meegedaan, aan de bombardementen maar een paar en Duitsland helemaal niet. Belangrijke componenten in de oorlog (special forces, wapenleveranties) zijn door Engeland, Frankrijk en Qatar buiten de NAVO om geregeld. Vooral de infrastructuur en de luchtmachtcommandostructuur van de NAVO wordt gebruikt voor wat in wezen een Brits-Franse operatie is.

Experts zoals Michael Clarke, directeur van het RUSI (enigszins te vergelijken met het Nederlandse Clingendael), zijn erg voorzichtig:
“Het is moeilijk om de conclusie te vermijden dat de NAVO uit deze succesvolle operatie zwakker tevoorschijn komt dan dat ze er in ging. De militaire operatie zelf wierp eerder licht op de beperkingen dan op de macht van de NAVO.”

En de militaire correspondent van de Times schreef kort voor de val van Tripoli het volgende:
“Functionarissen van de NAVO zeiden tegen de Times dat een nederlaag van het regime zou uitlopen op wat nu genoemd wordt een “catastrofaal succes.”
Een hoge NAVO-diplomaat vertelde de Times: “Dit is de formulering die binnen de NAVO nu algemeen wordt gehanteerd, dat we rekening moeten houden met een catastrofaal succes in Libië. En zelfs als het niet catastrofaal is, dan zal het een chaotisch succes zijn omdat de oppositie niet klaar is om te regeren en er een vacuüm zal ontstaan als Gaddafi verdwijnt.”

5. Beoordeling

Ik ben het niet eens met degenen die stellen dat de beweging in Libië iets anders was dan de bewegingen in Egypte en Tunesië. Volgens mij is het eenzelfde beweging, deel uitmakend van de Arabische Lente, maar onder andere omstandigheden. De Arabische Lente zelf is een eerste hoofdstuk in een langdurig proces, een voortzetting van de Arabische nationale revoluties van na de Tweede Wereldoorlog, maar nu in een democratische fase, waar het vroeger ging om nationale onafhankelijkheid. De despotische regimes moeten zich hervormen of ze zullen vroeger of later ten onder gaan. Het is echter een proces dat tijd kost, vergelijkbaar met de ontwikkelingen in Europa na 1848, een ‘Europese Lente’ die overigens in eerste instantie op een mislukking uitliep. Wat nu in Libië aan de macht is gekomen is een zeer heterogene combinatie van middenklasse notabelen, delen van het oude regime, jonge revolutionaire strijders, ballingen en islamisten. Het grote voordeel is dat ze het idee hebben dat ze zichzelf hebben bevrijd en dat er geen bezettingmacht aanwezig is, zoals in Irak en Afghanistan. Het is mogelijk dat er een geleidelijke ontwikkeling naar een stabieler democratisch regime plaatsvindt, maar voor hetzelfde geld kan het eindigen in chaos, uiteenvallen van het land of een islamistisch regime.

Er zijn tegen het NAVO-ingrijpen in Libië maar heel weinig demonstraties en acties geweest. Internationaal links is ernstig verdeeld tussen degenen die dit zien als een geval van humanitaire interventie en zij die het beschouwen als een nieuwe imperialistische oorlog na Irak en Afghanistan. Ikzelf zou in de allereerste fase van de oorlog zeker niet zijn gaan demonstreren. In tegenstelling tot het geval was bij de Kosovo-oorlog, zag ik deze keer geen alternatief als je de rebellen wilde blijven steunen. Het oprukken van de gepantserde kolonnes van het regime naar de oostelijke stad Benghazi om de opstand in bloed te smoren moest gestopt worden en ter plekke was de NAVO de enige die over de militaire middelen beschikte om dat te doen. Maar daarna had links een eigen positie in het conflict moeten innemen, gericht op het via onderhandelen bereiken van een democratische verandering van het regime. Daarbij had ook scherp afwijzen van de voortzetting van de NAVO-bombardementen om een militaire oplossing af te dwingen gehoord. Die onderhandelingen zijn er ook geweest, maar ze zijn mislukt of gesaboteerd en het hele verhaal daarover is nog niet naar buiten gekomen.

Waar we in elk geval ons als links voor moeten hoeden is ons isoleren van deze Arabische beweging voor democratie en tegen despotie, die in de regio de meest veelbelovende in de recente geschiedenis is.

Kees Kalkman

 

PS De opstelling van de GroenLinks fraktie is kronkelig en uiteindelijk tamelijk onnavolgbaar. Aanvankelijk steunde men de no-fly zone, maar verzette zich vervolgens tegen de NAVO-luchtoperatie. Bij de verlenging van de missie in juni werd de steun opeens weer wel gegeven en woordvoerder Mariko Peters riep zelfs op tot het sturen van grondtroepen en regime change, zonder dat daar dan weer een vervolg op kwam. Mijn grootste probleem ermee is dat een en ander zonder heldere onderbouwing van het standpunt en vervolgens zonder debat in de partij is gebeurd. Het zou kunnen wijzen op grote verdeeldheid of dat men na Kunduz de achterban liever niet onder ogen wilde komen met een escalerende strategie.